Door Egbert Dommering

‘De mensen in dit land hebben genoeg van experts’, verklaarde Michael Gove op enig moment tijdens de Brexitcampagne op Sky News. De opmerking trok misschien minder de aandacht dan de leugens die de twee andere leden van de Bende van Drie, Nigel Farage en Boris Johnson, het Britse volk hadden voorgeschoteld om het Brexitdoel te bereiken: dood aan de verraders, geeft ons onze Britse vrijheid binnen eigen nationale grenzen terug, stop de Duitse bezetting.

Het ‘weg met de experts’ verdient toch bijzondere aandacht omdat het de tweespalt vertegenwoordigt in de democratie en de politieke vrijheid van meningsuiting: is de democratie en het openbare debat een uiting van de volkswil of is het een op gelijke voet toegankelijk redelijk en vrij debat op basis van feiten om tot de juiste beslissing te komen? Of om het gewichtiger te zeggen: is de democratie participatie of deliberatie? De volkswil heeft geen experts en argumenten pro en contra nodig: zij ís de waarheid en het gaat er slechts om de juiste methode te vinden om die vast te stellen. Zij is de ‘volonté genéral’ bij Rousseau die in zijn verhandeling over de wetenschappelijke academie ook de experts aanviel, omdat die geen ‘natuurlijke’ waarheden produceren. In het spectrum van vandaag vertolken de populisten deze richting en daarom zijn ze liefhebbers van opiniepeilingen en referenda, maar bovenal tegen de experts, de gediplomeerde doctorandussen die het ‘nepparlement’ bevolken niet om het volk te vertegenwoordigen maar om het te verraden. De tweespalt is ouder dan Rousseau; wij vinden haar al in de analyses van Thucydides van de redevoeringen die in de Atheense volksvergadering werden gehouden over vragen van oorlog en vrede. Daar ging het ook om de retorische misleiding van het volk en het verdacht maken van het weloverwogen advies. Een redenaar wijst op het gevaar van het diskwalificeren van deskundigen. Thucydides (3.43.2 van de Peloponnesische Oorlog) citeert hem: ‘Het eenvoudige goede advies is daarom niet minder verdacht geworden dan het slechte; en de voorstander van monsterlijke maatregelen hoeft niet vaker zijn toevlucht tot bedrog te nemen dan de beste raadgever tot de leugen om geloofwaardig te blijven.’

 

Galileï-proces

 

De vrijheid van meningsuiting heeft een lange weg in de Europese geschiedenis afgelegd. Geleidelijk heeft het van god gegeven bevel en de onschendbare majesteit plaats moeten maken voor het vrije debat over zaken van openbaar belang en de vrije openbare kritiek op mensen met politiek macht. Die geschiedenis is sterk verbonden met de vrije waarheidsvinding, omdat de goddelijke voorschriften over de inrichting van de menselijke samenleving ook betrekking hadden op de natuur. Het compromis dat uiteindelijk is bereikt over de door een christelijke god gegeven waarheid en een natuurwetenschappelijke waarheid is uitgekristalliseerd in twee met elkaar verbonden sferen: één geregeerd door de vrijheid van godsdienst en één die geregeerd wordt door de vrijheid van meningsuiting. Dat compromis stond al ter discussie in het Galileï-proces dat – afgezien van alle processuele complicaties- ging over het besluit van het Concilie van Trente over het gezag van de Bijbel.

Ging de Bijbel in beperkte zin alleen over geloof of moraal of was zij in ruime zin de ultieme autoriteit voor alle onderwerpen die er in behandeld werden, ook de kosmologie? Het werd dat laatste. De conclusies die Galileï verbond aan zijn waarnemingen met zijn telescoop van het goddelijke heelal dienden daarvoor opzij te gaan. Vandaag vinden we dat de kerk daar niets meer over te zeggen heeft, maar dat heeft in Europa na het Galileï-proces dus toch wel een paar eeuwen geduurd voordat het zover was. Binnen de wetenschappelijke academies betekent het dat waarheden altijd ter discussie staan. Daarbuiten staat de ‘vrije onafhankelijke pers’ (zoals we haar zijn blijven noemen, ook al zijn er veel media bijgekomen) die rond de 18e eeuw ontstond voor de waarheidsmoraal in het openbare debat in de praktijk. Want waarheid is niet de eerste prioriteit van degenen die de politieke macht zoeken. En de kerk? Deze mag de moraal prediken aan steeds minder gelovigen, hoewel zij zich af en toe nog tegen de evolutietheorie aan bemoeit en bisschoppen met een bijzondere staat van dienst in het doen van wonderen blijft heilig verklaren. Maar kerk en staat werden gescheiden.

 

De vierde macht

 

De positie van de vrije pers bereikte als massamedium in eerste helft van de 20ste eeuw haar hoogtepunt in dezelfde tijd dat de ‘massamens’ ontstond, een fenomeen waar in het interbellum veelvuldig over werd geschreven. De pers maakte zoals de Franse socioloog Gabriel Tarde het formuleerde van een amorfe massa ‘een publiek’, dat wil zeggen een ‘publieke opinie’ (L’opinion et la foule 1901). De pers wordt een aparte institutie. Zij is in door machtenscheiding gekenmerkt democratisch staatsbestel de ‘vierde macht’: de waarheidsmacht die als een waakhond  misstanden opspoort en aan de kaak stelt.

Maar kan de publieke opinie de waarheid wel echt kennen? Denkt deze niet uitsluitend in stereotypen? De Amerikaanse journalist Walter Lippmann vroeg het zich in 1922 vertwijfeld af. In zijn boek Public Opinion schreef hij:

“In de meeste gevallen zien we iets niet eerst om het pas dan te definiëren, maar definiëren we het eerst om het pas dan te zien. Uit de veelheid van verwarrende indrukken van de buitenwereld pikken we dát op wat onze cultuur al voor ons heeft gedefinieerd, en we zijn geneigd om dat opgepikte waar te nemen in de vorm die onze cultuur voor ons heeft gestereotypeerd”.

Dit inzicht leidt niet tot twijfel bij het massapubliek. Tarde kenmerkte de massa door een ‘onbegrensde intolerantie, een bespottelijke eigendunk, een ziekelijke lichtgeraaktheid, een brooddronken gevoel van onverantwoordelijkheid gevoed door de illusie van almacht, en het totale verlies van maatgevoel’. De reïncarnaties van dit type komen we dagelijks op internet tegen. De nationale zwemkoningin Ranomi heeft in het openbaar excuus moeten maken dat zij om vier ‘s nachts het in Nederland daarvoor speciaal uit bed gestapte publiek niet op een gouden medaille heeft getrakteerd. Daar had het wakkere publiek namelijk recht op.

De verovering van de wetenschappelijke waarheid op de goddelijk geopenbaarde waarheid van de machthebbers werd vooraf gegaan door een strijd binnen de christelijke kerk over de betekenis van de Bijbel: moeten we die letterlijk of figuurlijk begrijpen? Dat heeft geleid tot de maatschappelijke praktijk van het de andere geloofsopvatting gedogen of erkennen. Dat is ook niet vanzelf gegaan. Spinoza’s verhandeling over de vrijheid van denken in de staat, het Tractacus Theologico-Politicus uit 1670, werd door de Staten van Holland na verschijnen verboden niet om het vrije denken in het ‘Politicus gedeelte’, maar om de aanbeveling in het ‘Theologico gedeelte’ de tekst van de Bijbel figuurlijk op te vatten. 1670: dat was veertig jaar na de oprichting van de remonstrantse schuilkerk die tegenwoordig De Rode Hoed heet waar we vanavond bijeen zijn. Het tolerantieschema had betrekking op de twisten binnen het christendom. De islam maakte er om voornamelijk politieke redenen geen onderdeel van uit omdat Europa op voet van oorlog verkeerde met het Ottomaanse Rijk. Locke sloot de islam in zijn verhandeling over de tolerantie (wat toch de belangrijkste tekst over dit onderwerp blijft) uit omdat haar dienaren het gezag van de christelijke staat niet aanvaarden. Hij zei:

“Het is belachelijk voor iemand om te zeggen dat hij alleen voor wat de godsdienst betreft het mohammedaanse geloof aanhangt, maar in elk ander opzicht een trouw dienaar is van een christelijke magistraat, terwijl hij tegelijkertijd erkent zich gebonden te achten om blinde gehoorzaamheid te betrachten aan de moefti van Constantinopel, die zelf weer volledig ondergeschikt is aan de Ottomaanse sultan”.

 

Retro-Verlichting

 

Die sultan heet tegenwoordig Erdogan. Het probleem van Locke is blijven bestaan, maar nu moet een door de Verlichting geseculariseerde samenleving in haar tolerantieschema een godsdienst opnemen afkomstig uit samenlevingen die door historische oorzaken geen reformatie kenden en nog steeds leven met een letterlijk te nemen Koran. En de geseculariseerde samenleving zit niet op een nieuwe godsdienst te wachten. Dit leidt binnen Europa tot het merkwaardige anachronisme dat ik de ‘retro-Verlichting’ noem: de islam neemt de plaats in van wat voor Voltaire het machtsbastion van de katholieke kerk was: het infame dat vernietigd moest worden. Het radicale atheïsme van de salons rond de Franse Encyclopédie uit de 18e eeuw wordt ineens de beschavingsnorm, terwijl wij zelf leven bij de gratie van het compromis tussen de geloofswaarheid en de wetenschappelijke waarheid. En hoewel een non in een lichtblauwe zomerhabijt op de Europese stranden nooit een vlieg kwaad heeft gedaan wordt het dragen van de boerkini door moslimvrouwen op het Europese strand verboden. De boerka en de boerkini passen niet in ons culturele stereotype, hoewel de vrouwen vijftig jaar geleden zonder hoofddoek en armenbedekkende kleding de katholieke kerk niet in kwamen. Afgezien van alle postkoloniale en post WO I dimensies van de oorlog in het Midden-Oosten is het een ware godsdienstoorlog omdat zij gaat over de strijd tussen verschillende culturele stereotypen. De cartoonrellen en de aanslag op Charlie Hebdo moeten we in dat perspectief plaatsen: jij besmeurt mijn afgodsbeeld, dan maak ik jouw afgodsbeeld kapot. Onze beschaving is sinds de confrontatie met de islam in Europa manifest werd, omgedoopt tot een ‘joods-christelijke’ beschaving. De VVD heeft haar bij de opmaat naar de verkiezingscampagne ‘superieur’ genoemd.

Maar goed: wij zijn een weerbare democratie die dat allemaal wel zal oplossen door het openbare debat en door tolerantie. De openbaarheid is het vrije veld waarop deliberatie en participatie met elkaar de strijd moeten aangaan. Met die openbaarheid gaat het om verschillende redenen niet goed. Laat ik afronden met enige opmerkingen daarover.

 

World Wide Web

 

Voorop moet worden gesteld dat het internet de stoutste verwachtingen van onze verlichte voorouders overtreft. Het heeft zich als de vrije voor iedereen toegankelijke zee (‘mare liberum’ van Hugo de Groot) buiten de staatsmacht om ontwikkeld. Het World Wide Web en de zoekmachine hebben alle op de wereld beschikbare informatie met elkaar verbonden en duizenden internationale republieken der letteren gevormd. Wikipedia heeft een tussenlaag gelegd tussen de gespecialiseerde kennis en het nieuwsgierige publiek. De Franse encyclopedisten in de 18e eeuw zagen een wereldwijd kennisdebat als gevolg van de drukpers voor zich verschijnen, maar dìt hadden zij niet kunnen bedenken. En toch gaat het met de openbaarheid op internet niet goed.

In de hoogtijdagen van de pers betaalde het publiek voor informatie die voor een deel uit de reclame werd gefinancierd. De duizelingwekkende digitale vermenigvuldiging van informatie heeft de gedachte dat voor informatie moet worden betaald doen verdampen. Het door de technologie van het internet steeds gemakkelijker te individualiseren informatieaanbod, zet de exploitatievorm van de massamedia om pluriforme informatie te bundelen steeds verder onder druk en daarmee is ook de arbeidsintensieve en dus kostbare redactionele waarheidsfunctie in het geding gekomen. Daar zijn weliswaar allerlei nieuwe platforms voor in de plaats gekomen die gratis toegankelijk zijn en gratis informatie verspreiden, maar die platforms zijn puur commercieel georganiseerd. Financiering van informatie vindt uitsluitend nog plaats via geïndividualiseerde reclame en diensten die in relatie tot geconsumeerde informatie worden aangeboden.

Het hoofddoel van deze platforms is niet om nieuws te verspreiden om de waarheid te dienen, maar om zoveel mogelijk geld te verdienen. Een redactionele functie wijzen zij bovendien geheel of gedeeltelijk af: ze vinden dat zij een doorgeefluik zijn dat alleen dreigende schade als gevolg van doorgegeven informatie moet keren, maar geen taak heeft doorgegeven informatie op juistheid te controleren. Dat heeft niets van doen met de waarheidsvinding. Er zijn natuurlijk allerlei correcties met uit het publiek afkomstige initiatieven, maar deze dienen meestal specifieke belangen of geven ongefilterde toegang.  Anonimiteit was in de 17e en 18e eeuw een schild tegen een autoritaire overheid om je publicaties te beschermen tegen repressie. Het is nu een middel om met anonieme ‘name en shame’ campagnes het (in de woorden van Tarde)  ‘brooddronken gevoel van onverantwoordelijkheid gevoed door de illusie van almacht’ vorm te geven. Dat betekent dat er om vier uur ’s nachts de eis wordt gesteld dat je goud wint. Dat geldt misschien voor sporters maar meer nog voor prestaties in publieke functies. Het wordt daardoor steeds onaantrekkelijker publieke democratische functies te vervullen. De wind die je als hoge democratische boom verplicht bent te vangen heeft af en toe een orkaankracht gekregen.

Al met al is de conclusie dat de balans op internet doorslaat richting participatie ten nadele van de deliberatie; wat meer is: commerciële grootmachten hebben de burgerlijke openbaarheid in bezit genomen.

Met de Europese openbaarheid gaat het evenmin goed, omdat de volkswil er zich niet in vertegenwoordigd weet. In de trias politica zijn de bestuurlijke en rechterlijke macht in Europa sterk. In mijn beroepsleven is het recht in Europa Europees geworden en zijn de nationale Europese bureaucratieën met elkaar en met Brussel verknoopt geraakt. Maar de wetgevende macht is een ondoorzichtige constructie die tegelijk op vele nationale stoelen en een Europese stoel moet zitten. De bestuurlijke en de rechterlijke macht zijn in populistische ogen verdacht want dat zijn elitemachten, experts waar het volk genoeg van heeft. In alle nationale debatten over voor Europa essentiële kwesties is de Europese regering niet vertegenwoordigd, en uit alle metingen blijkt dat zij bij het publiek nagenoeg onzichtbaar is. De golf van populisme die de komende decennia de Westerse democratieën zal overspoelen zal dat proces versterken. Het filter der stereotiepen van Walter Lippmann zal de dijk zijn om een te gecompliceerde Europese werkelijkheid de rug toe te keren. En die dijk is de grens van de natiestaat.

 

Burgerlijke vrijheden

 

Het gaat ook niet goed met de grens tussen openbaarheid en privéleven die na de Franse Terreur zo welsprekend is bepleit door Benjamin Constant in zijn verhandeling over ‘de oude en de nieuwe vrijheid’. Ik noemde al de usurpatie van het privéleven van publieke personen. Er is ook de georganiseerde roof van persoonsgegevens van ieder die zich op het internet beweegt. Dat gebeurt in de eerste plaats door de commerciële grootmachten die er de platforms in handen hebben. Maar ook door de nationale justitiële en veiligheidsdiensten. Het internet mag dan de mare liberum van Hugo de Groot zijn, het ligt stevig ingeklemd tussen de nationale staten die het vertrekkende en aankomende communicatieverkeer met steeds grotere regelmaat en verfijning controleren, de gewonnen persoonsgegeven via allerlei samenwerkingsverbanden internationaal delen en na iedere terroristische aanslag meer bevoegdheden claimen.

Een aantal dingen die ik noem hebben ongetwijfeld te maken met een te enthousiaste omhelzing van een nieuwe technologie zonder de negatieve externe effecten voldoende in aanmerking te nemen. Dat is wel vaker met nieuwe technologieën het geval geweest en het neemt soms lang om dat te redresseren. Wat het ook mag zijn, de situatie waarin Europa verkeert, is verontrustend en eigenlijk ook bizar. Ik vat het samen. Er is een lange golf van populisme die regerende elites verdacht maakt, terwijl de samenleving zo gecompliceerd is dat zonder expertise er niet meer valt te besturen. Er is een onherroepelijk geglobaliseerde wereld die terug verlangt naar de natiestaat. Er is een godsdienstige beschavingsoorlog gaande die eigenlijk van vóór de Verlichting is. Er is het meest geavanceerde wereldwijde communicatienetwerk dat ooit op deze aardbol heeft bestaan maar dat een instrument wordt van sociale en commerciële beheersing. Maar ook: politieke controle. Onder druk van de terreur wordt dat net de speurhond naar gedachten en gedragingen van personen, waarbij burgerlijke vrijheden moeiteloos worden opgeofferd. In Frankrijk is de burgerlijke uitzonderingstoestand net zo gemakkelijk ingevoerd als Erdogan in Turkije de parlementaire onschendbaarheid heeft afgeschaft.

De stralende openbaarheid van de Verlichting is een gapende afgrond: de hoed der vrijheid die er boven zweeft kan gemakkelijk in een valwind geraken.

Mijn antwoord op deze niet vrolijk ogende situatie, is op zoek te gaan naar de oorspronkelijke communicatierechten en beginselen die de kern vormen van de burgerlijke vrijheden. Op basis daarvan moeten we de nieuwe organisatievormen inrichten en de nieuwe duizelingwekkende communicatie-instrumenten gebruiken. En niet omgekeerd door een ministerie van cyberspace op te richten, zoals sommige politieke partijen voorstellen. Dan hadden we vroeger ook wel een ministerie voor de drukpers kunnen oprichten. Of een ministerie van informatie zoals in totalitaire staten. Europese politici die het niet meer hebben over Europese vrijheden, maar over Europese veiligheid, zouden dat misschien wel wensen. Wat wel nodig is, is een radicaal ander mediabeleid van de nationale en Europese overheden. De doelstelling daarvan moet zijn in de nieuwe openbaarheid van het internet de basiswaarden van pluriformiteit, onafhankelijke waarheidsvinding en openbare democratische functies veilig te stellen. En alstublieft exit referendum. Dat is het meest manipulatieve instrument dat de democratie heeft uitgevonden.

 

Egbert Dommering is emeritus hoogleraar Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam. Deze rede werd uitgesproken op 7 september 2016 in de Rode Hoed ter gelegenheid van de presentatie van zijn boek Het Verschil van Mening, Geschiedenis van een Verkeerd Begrepen Idee, uitgegeven door Bert Bakker/Prometheus, vanaf 8 september verkrijgbaar in de boekhandel   

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.